Russische propaganda
EHRM verwijt Oekraïne nalatigheid bij geweld Odessa in 2014
27.3.2025, 16:17 (CET)
Oekraïne zou "verantwoordelijk" zijn "voor de dodelijke tragedie die plaatsvond in het Odessa Trade Union House [Vakbondsgebouw] op 2 mei 2014". Dat zou het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hebben geoordeeld in een recente uitspraak, volgens een Facebookgebruiker. Een andere Facebookgebruiker gaat nog verder door te stellen dat Oekraïne volgens het Hof "schuldig is aan het bloedbad in Odessa".
Het EHRM deed op 13 maart 2025 daadwerkelijk uitspraak in een zaak tegen de Oekraïense staat over "gewelddadige confrontaties tussen Majdan-aanhangers en -tegenstanders en de brand in het Vakbondsgebouw in Odessa op 2 mei 2014, waarbij veel slachtoffers vielen". De zaak was aangespannen door 28 individuen: mensen die naasten hadden verloren in het geweld, of die zelf de brand hadden overleefd. Wordt de uitspraak wel eerlijk voorgesteld door de Facebookgebruikers?
Beoordeling
Nee, het EHRM oordeelde niet dat Oekraïne schuldig is aan de gebeurtenissen op 2 mei 2014 in Odessa. Wel oordeelde het Hof dat Oekraïne niet al het mogelijke had gedaan om het geweld te voorkomen, te stoppen, of redding te bieden aan slachtoffers. Het EHRM wees op de grote rol van Russische propaganda bij het aanwakkeren van het geweld. Daarbij stelde het EHRM dat ingrijpen door Oekraïne werd bemoeilijkt, omdat sommige Oekraïense politiemensen samenwerkten met de pro-Russische partij in de confrontaties.
Feiten
Op 2 mei 2014 brak er geweld uit in Odessa, een belangrijke havenstad in het zuiden van Oekraïne. Straatgevechten vonden plaats tussen voorstanders van Oekraïense eenheid en voorstanders van federalisatie: verregaande autonomie voor de regio's. Ofwel: tussen Majdan-aanhangers en (dikwijls pro-Russische) Majdan-tegenstanders.
In februari van dat jaar had de Majdanrevolutie geleid tot het afzetten van de pro-Russische president Viktor Janoekovitsj door het Oekraïense parlement. Kort daarna bezette en annexeerde Rusland het Oekraïense schiereiland de Krim. In Oost-Oekraïense steden als Donetsk en Loehansk werden overheidsgebouwen bezet door pro-Russische separatisten.
In Odessa vond op 2 mei een mars van pro-eenheidsdemonstranten plaats. Het geweld begon toen die mars werd aangevallen door een groep Majdan-tegenstanders. Daar zijn ooggetuigen, waaronder medewerkers van de VN in Oekraïne en een onafhankelijk onderzoekscollectief van journalisten, experts en activisten van beide partijen in het conflict het over eens.
Beide vechtende partijen gebruikten buitensporig geweld en aan beide zijden vielen doden, zes in totaal. Op een zeker moment trokken de Majdan-aanhangers op naar een tentenkamp van Majdan-tegenstanders op het Koelikovo Polje-plein, in het centrum van Odessa. De Majdan-tegenstanders verschansten zich in het aanpalende Vakbondsgebouw. Van beide kanten werd met molotovcocktails gegooid en het gebouw vloog in brand. Daarbij kwamen 42 mensen om het leven, omdat zij stikten in de rook of een sprong uit het raam niet overleefden.
De uitspraak
Op 13 maart 2025 oordeelde het EHRM dat Oekraïne Artikel 2 (Recht op leven) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens heeft geschonden, omdat zij "niet alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar kon worden verwacht om het geweld in Odessa op 2 mei 2014 te voorkomen en dat geweld na het uitbreken ervan te stoppen, en omdat zij niet tijdig heeft gezorgd voor reddingsmaatregelen voor degenen die vastzaten in de brand in het Vakbondsgebouw".
Falen in het voorkomen van geweld
Het Hof concludeerde namelijk dat de lokale autoriteiten voorafgaand aan de geweldsuitbarsting op de hoogte waren van het risico dat dit kon gebeuren. De datum en tijd van de pro-eenheidsmars waren bekend. Net als het feit dat er in de dagen daarvoor in pro-Russische groepen op sociale media werd gesproken over mogelijk grootschalige rellen. Ondanks deze inlichtingen troffen de lokale autoriteiten niet voldoende maatregelen om publieke veiligheid te garanderen (lid 330-347 van de uitspraak).
Ook noemde het EHRM de passiviteit van de lokale autoriteiten op de dag van de rellen "onverklaarbaar" en "onbegrijpelijk". De lokale officieren van justitie, politie en leger waren op 2 mei in Odessa bij elkaar om te spreken over de openbare orde in de regio. Terwijl de situatie buiten drijgde te escaleren waren zij niet bereikbaar of besloten zij niet tot handelen over te gaan (345).
Het Hof tekent daarbij wel aan dat het geweld begon met een aanval van de anti-Majdanactivisten op de pro-eenheidsmars. Daarbij zouden de pro-Russische aanvallers zijn opgehitst door "agressieve en emotionele desinformatie en propaganda over de nieuwe Oekraïense regering en Majdan-aanhangers door de Russische autoriteiten en media" (336).
Ook gaf het Hof aan dat het vermogen van de nieuwe Oekraïense regering om het risico op geweld te beheersen "aanzienlijk beperkt" was. De hoge politiebeambte Fuchedzhy, die direct betrokken was bij de besluitvorming rondom de gebeurtenissen, vluchtte kort daarna naar Rusland. Hij had volgens het EHRM "op verschillende manieren steun verleend aan" en mogelijk zelfs "samengespannen met" de anti-Majdanactivisten bij het organiseren van de rellen (337).
Falen in het stoppen van geweld
Het EHRM beoordeelde ook de passiviteit van de politie als een vaststaand feit. De aanwezige politie deed niets toen de anti-Majdanactivisten de pro-eenheidsmars aanvielen (348).
Een pro-Russische activist schoot zelfs op Majdan-aanhangers terwijl hij naast een politieagent stond. Vervolgens verliet hij het strijdtoneel in hetzelfde voertuig als een hoge politiefunctionaris. Sommige politieagenten droegen dezelfde rode tape om hun arm als de pro-Russische activisten (348).
Het EHRM spreekt in het oordeel van "duidelijke aanwijzingen van mogelijke samenwerking tussen de politie en de anti-Majdanactivisten". Desalniettemin rekent het Oekraïne aan dat de politie geen serieuze poging ondernam om het geweld te stoppen (349-354).
Verzuim bij zorg voor reddingsmaatregelen
Oekraïne wordt door het EHRM ook verweten dat de lokale autoriteiten niet hebben gedaan wat van hen werd verwacht om de mensen te redden die in het brandende Vakbondsgebouw waren ingesloten.
Brandweerwagens arriveerden pas veertig minuten na de eerste oproepen aan de alarmcentrale. Het Hof concludeerde dat "de enige reden voor de vertraging" was dat het hoofd van de hulpdienst zijn ondergeschikten had opgedragen om niets te doen zonder zijn uitdrukkelijke bevel. Terwijl hij ter plaatse was, en de brandweerkazerne op slechts 650 meter afstand, gaf hij dit bevel veel te laat (355-361).
Oordeel niet zo eenduidig als voorgesteld
Het is dus te kort door de bocht om te stellen dat het EHRM Oekraïne "verantwoordelijk" houdt "voor de dodelijke tragedie," laat staan dat het Oekraïne "schuldig" acht "aan het bloedbad".
Het Hof concludeerde juist dat het geweld werd aangewakkerd door Russische propaganda. Ook stelde het Hof vast dat de vlam in de pan sloeg toen pro-Russische activisten Majdan-aanhangers aanvielen en dat de mogelijkheid van Oekraïne om het geweld te voorkomen werd beperkt doordat politie-officieren samenwerkten met de pro-Russische activisten.
Desalniettemin oordeelde het EHRM dat Oekraïne ernstige steken heeft laten vallen wat betreft het voorkomen en stoppen van het geweld en het zorgen voor reddingsmaatregelen voor de mensen die vastzaten in de brand.
Ook oordeelde het Hof dat Oekraïne had gefaald een effectief en onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen en dat het onnodig lang had gewacht met het vrijgeven van het lichaam van een van de slachtoffers aan diens nabestaanden. Over wie er schuldig is aan dood van alle slachtoffers deed het Hof geen uitspraak.
2 mei 2014 in de Russische propaganda
Een Facebookpost waarmee de misleidende bewering over de uitspraak van het EHRM wordt verspreid, bestaat grotendeels uit een letterlijke vertaling van dit artikel op de Russische propagandawebsite Reportjor.
In die post wordt beweerd dat er bij het geweld in Odessa naast de dodelijke slachtoffers ook nog honderden mensen vermist raakten. Die bewering is vals en past in een Russisch propagandanarratief over de gebeurtenissen van 2 mei 2014.
In dat narratief, net als in de Facebookpost, worden Oekraïense pro-eenheidsactivisten afgeschilderd als "extreemrechtse nazi's". De Russische propaganda heeft de tragedie in Odessa altijd aangegrepen als rechtvaardiging achteraf voor de illegale annexatie van de Krim en later voor de grootschalige invasie van Oekraïne.
(Stand van zaken: 27.3.2025)
Links
Facebookpost I & II (gearchiveerd hier en hier)
Samenvatting uitspraak EHRM (gearchiveerd)
Volkskrant: annexatie Krim (gearchiveerd)
DW: geweld Odessa (gearchiveerd)
VN: geweld Odessa (gearchiveerd)
May 2 Group: geweld Odessa (gearchiveerd)
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (gearchiveerd)
Over dpa-factchecks
Deze factcheck is geschreven in het kader van het Third Party Fact Checking-programma van Facebook/Meta. Meer informatie over dit initiatief vindt u hier.
Uitleg van Facebook/Meta over de omgang met accounts die onjuiste informatie verspreiden, vindt u hier.
Inhoudelijke aan- of opmerkingen kan u sturen naar factcheck-netherlands@dpa.com met een link naar de desbetreffende Facebookpost. Gelieve hiervoor de juiste sjablonen te gebruiken. Richtlijnen voor bezwaren vindt u hier.